Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden doet niet alleen onderzoek naar CO2-emissies uit het veen, maar ook naar de emissies van de broeikasgassen lachgas en methaan. Om te ontrafelen welke factoren een rol spelen bij de vorming van methaanemissies is het NOBV op verschillende locaties in 2020 en 2021 begonnen met metingen met behulp van Eddy-Covariance masten. De eerste locatie was het lisdoddeveld in Zegveld, ondertussen zijn daar meerdere locaties bijgekomen. Op dit moment hebben we acht locaties waar met EC-masten continu aan methaanemissies wordt gemeten (drie sites met natuurlijke vegetatie, twee sites met lisdoddes, twee sites met waterinfiltratiesystemen op grasland en een nat grasland). Daarnaast zijn er mobiele metingen.
Waarom is het belangrijk om inzicht te krijgen in methaanemissies uit veenweiden? Methaan onderscheidt zich van CO2 door een relatief korte levensduur in de atmosfeer (het wordt in de atmosfeer uiteindelijk weer afgebroken naar CO2), maar een sterk opwarmende werking. Over een tijdsperiode van 100 jaar heeft methaan een global warming potential van 27 CO2-equivalenten, wat betekent dat het opwarmend effect 27 keer sterker is dan dat van CO2. Er wordt vaak gezegd dat methaanemissie minder erg is, omdat het sneller wordt afgebroken in de atmosfeer. Daar is echter al rekening mee gehouden in die factor van 27 CO2-equivalenten over 100 jaar. Over een periode van 20 jaar is methaan een 80 keer sterker broeikasgas dan CO2. Een toename van de jaarlijkse methaanemissie heeft dus op de korte termijn een relatief sterk effect op de opwarming, een afname van de jaarlijkse emissie zorgt voor een relatief grote beperking van de opwarming. Een CO2-toename zorgt voor een meer langdurige opwarming. Daarom is het belangrijk bij het effect van klimaatmaatregelen in veenweiden ook methaan mee te nemen in de broeikasgasbalans. Hetzelfde geldt voor het broeikasgas lachgas, dat 273 keer sterker is dan CO2 en qua afbraaksnelheid vergelijkbaar is met CO2.
Bij vernatting van veenweidepercelen wordt de kans op methaanemissies groter. Op basis van de metingen tot nu toe blijkt dat methaanemissie toeneemt bij waterstanden boven 20 cm-mv. Een verklaring hiervoor is dat in het verzadigde gedeelte van de veenbodem methaan wordt gevormd via zuurstofloze afbraakprocessen, welke in de onverzadigde zone weer wordt afgebroken tot CO2. Wanneer deze onverzadigde zone dun is, of afwezig, door hoge (grond)waterstanden kan methaan niet volledig worden afgebroken en ontsnapt het naar de atmosfeer.
Niet alleen de grondwaterstand (en fluctuaties hiervan) speelt een rol bij de emissies van methaan. Daarnaast zullen ook factoren als vegetatie, type veen, eventuele bemesting, pH en temperatuur een rol spelen. In het NOBV proberen we de onderliggende mechanismen te ontrafelen en te bepalen op wat voor manier deze factoren een rol spelen. Een paar voorbeelden van vegetatie eigenschappen die invloed kunnen hebben op de methaanemissies zijn de holle stengels van bijvoorbeeld lisdoddes die gassen kunnen transporteren, of de symbiose van veenmos met methaan-etende bacteriën.
Metingen van methaan binnen het NOBV worden in de komende tijd gebruikt om de mechanismen achter de emissies te ontrafelen. Op veel plekken is nog slechts één volledig meetjaar beschikbaar om een jaarbalans voor op te maken (voor alle meetsites is dit gedaan over 2022, de balans van 2023 wordt dit voorjaar/zomer geanalyseerd). De metingen laten tot nu toe zien dat veel variatie mogelijk is in methaanemissies, zowel tussen locaties als tussen meetjaren. Bij de lisdoddes in Zegveld waren de emissies in 2022 rond de 12 ton CO2-eq per ha. In de natuursites lagen de emissies voor dat jaar tussen de 8 en 15 ton CO2-eq per ha. Er wordt op dit moment gewerkt aan de definitieve getallen met hun foutmarges, welke binnenkort in een wetenschappelijk paper worden gepubliceerd. Een deel van de resultaten is ook gepresenteerd in het NOBV-webinar van 3 juli 2023.
Wat het netto effect is van de methaanemissies op broeikasgassen is afhankelijk van de totale broeikasgasbalans. Hierin worden ook de CO2-uitstoot, koolstofaanvoer en koolstofafvoer meegenomen. Op den duur komt hier ook lachgas bij. Komend jaar werkt het NOBV verder aan het opbouwen van mechanistisch begrip rondom de vorming van methaanemissies. Ook wordt er gewerkt aan het inbouwen van methaanvormende processen in het emissieregistratiesysteem SOMERS.