Powered by
Over NOBV
Het NOBV doet onderzoek op verschillende
locaties, waar aan uiteenlopende maatregelen
en situaties gemeten wordt. Op alle locaties
worden broeikasgasfluxen gemeten. Ook
worden de bodemchemische en bodemfysische
eigenschappen onderzocht en wordt er ook
gemeten aan bodemdaling.
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt over het beperken van de CO2-uitstoot in Nederland. Een van de oorzaken van CO2-uitstoot is de afbraak van veen in het Nederlandse veenweidegebied. Die bijdrage wordt geschat op 2 á 3 % van de totale Nederlandse emissie. Veenafbraak is een natuurlijk proces waarbij zuurstof binnendringt in de bodem met als gevolg dat bacteriën het veen afbreken. Het veen verdwijnt door dit proces in de vorm van CO2. Dit leidt tevens tot bodemdaling. Daarnaast kunnen uit veenbodems methaan (CH4) en lachgas (N2O) vrijkomen.
Voor veenweiden is in het Klimaatakkoord een reductie van de jaarlijkse emissie met 1,0 Mton in 2030 vastgelegd. Maar wat is nu feitelijk de huidige emissie uit veengebieden? Wat zijn de effecten van verschillende maatregelen tegen bodemdaling op broeikasgasuitstoot? Hoe werken de maatregelen die zijn ontwikkeld, of nog ontwikkeld worden, om emissies te beperken? En welke rol spelen bijvoorbeeld bodemleven en veentype bij de veenafbraak?
Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) is in 2019 gestart om antwoord te geven op deze vragen. Doel is de effectiviteit van maatregelen te onderzoeken en de emissies beter te voorspellen. Daarbij worden tevens de effecten op bodemdaling in beeld gebracht.
Het onderzoek richt zich op het zogenaamde mechanistisch begrip van veenafbraak en het ontstaan van broeikasgassen. Daarom wordt niet alleen de emissie van verschillende broeikasgassen gemeten. Ook worden metingen gedaan aan allerlei factoren die van invloed kunnen zijn op het ontstaan van broeikasgasemissies. Zo kunnen vooraf veel betere voorspellingen worden gemaakt van de effectiviteit van maatregelen onder verschillende omstandigheden. Er wordt gebruik gemaakt van onderzoek op locaties verspreid over het Nederlandse veenweidegebied. Het onderzoek had oorspronkelijk een looptijd tot najaar 2024. Inmiddels is een vervolg gstart dat doorloopt tot in 2028. Daarbij ligt de focus op nieuwe maatregelen waar het onderzoek recent gestart is, zoals klei in veen en greppelinfiltratie. Ook wordt er verder onderzoek gedaan naar om emissies uit natuurgebieden, natuurontwikkeling en natte teelten en komen er locaties bij.
Aan het onderzoeksprogramma nemen verschillende universiteiten en kenniscentra deel. Het onderzoek wordt uitgevoerd met subsidie van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder aansturing van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA).