Powered by

Veelgestelde vragen en antwoorden zijn
op deze pagina verzameld per thema.
Hebt u ook een vraag? Laat het ons weten
via info@nobveenweiden.nl.
> Bekijk ook de Kernvragen Mechanistisch begrip, de Kernvragen Waterinfiltratiesystemen, de Kernvragen Bodemdaling en de Kernvragen Bodemmaatregelen
Welke factoren spelen een rol bij de afbraak van veen?
De snelheid waarmee de afbraak plaatsvindt, hangt af van drie factoren: 1) de afbraakgevoeligheid van de organische verbindingen in de bodem 2) de beschikbaarheid van oxidatoren, zoals zuurstof 3) de activiteit van zogenaamde (exo)enzymen: door micro-organismen geproduceerde eiwitten die in staat zijn om organisch materiaal af te breken. Deze drie factoren worden op hun beurt weer beïnvloed door omgevingsfactoren, zoals landgebruik, waterbeheer en weersomstandigheden. De combinatie van wat er in de bodem zit aan organisch materiaal (het bodemprofiel) en de omgevingsfactoren bepaalt hoe snel de afbraak gaat en hoeveel broeikasgassen er vrijkomen uit het veen. Belangrijke omgevingsfactoren die invloed hebben op de afbraak zijn:
Zie voor meer informatie over mechanismen in de bodem de Kernvragen Mechanistisch begrip.
Hoe gaat het NOBV om met het risico dat beperkte metingen op één of enkele locaties een onnauwkeurig beeld geven van het gehele veengebied?
De levensduur van methaan is korter dan die van CO2. Zijn er onderzoeken erover wat zwaarder weegt? De chemische cyclus of de grotere broeikaswerking?
Over een tijdsperiode van 100 jaar heeft methaan volgens het IPCC een global warming potential van 27 CO2-equivalenten, wat betekent dat het opwarmend effect 27 keer sterker is dan dat van CO2. Er wordt vaak gezegd dat methaanemissie minder erg is, omdat het sneller wordt afgebroken in de atmosfeer. Daar is echter al rekening mee gehouden in die factor van 27 CO2-equivalenten over 100 jaar. Over een periode van 20 jaar is volgens IPCC methaan een 80 keer sterker broeikasgas dan CO2. Een toename van de jaarlijkse methaanemissie heeft dus op de korte termijn een relatief sterk effect op de opwarming, een afname van de jaarlijkse emissie zorgt voor een relatief grote beperking van de opwarming. Een CO2-toename zorgt voor een meer langdurige opwarming. Hetzelfde geldt voor het broeikasgas lachgas, dat 273 keer sterker is dan CO2 en qua afbraaksnelheid vergelijkbaar is met CO2. Onder andere hier is nog meer te lezen over het belang van het beperken van methaanemissies voor de korter termijn: https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/klimaateffecten-van-methaan. De daar vermelde cijfers over de sterkte van de gassen zijn inmiddels achterhaald door de laatste IPCC-inzichten.
Wat is de uitstoot uit meren en plassen van broeikasgasemissies in veenweidegebied?
Zijn er vergelijkbare onderzoeken in het buitenland?
Met Duitsland en Denemarken vindt intensief overleg plaats over resultaten, meetmethoden en dergelijke. Verder zijn in de wetenschappelijke adviescommissie van het NOBV buitenlandse experts opgenomen.
Wat verklaart de verschillen met onderzoek in het buitenland?
Er lopen vergelijkbare onderzoeken in o.a. Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Veenbodems en emissies kunnen sterk verschillen tussen gebieden. Denk aan verschillen in type veen, (historisch) grondgebruik en klimaat. Daarnaast wordt in andere landen uitgegaan van empirische relaties, dus metingen op verschillende locaties waarna een lijn door de puntenwolk wordt getrokken. Daarbij vallen verschillen in emissies tussen gebieden weg, en zegt de gevonden relatie dus weinig over de emissies en het effect van maatregelen op specifiek plekken. Het NOBV richt zich op mechanistisch begrip. Daarmee kunnen we meer betrouwbare uitspraken doen over emissies en het effect van maatregelen voor verschillende gebieden, want daar kan veel verschil tussen zitten.
Met Duitsland en Denemarken vindt intensief overleg plaats over resultaten, meetmethoden en dergelijke. Verder zijn in de wetenschappelijke adviescommissie van het NOBV buitenlandse experts opgenomen.
Wordt er onderscheid gemaakt tussen emissie uit gewas en emissie uit de bodem bij het meten van emissie?
Klei- en zandgronden stoten ook CO2 uit. Wordt dit meegenomen in het onderzoek?
Hoe verhouden de meetresultaten zich tot de huidige Van den Akker-functies?
Is de hoeveelheid vocht in gewassen van invloed op de resultaten bij InSAR?
Wordt er naar verschillende grondlagen gekeken? Of wordt er aangenomen dat de volledige grondlaag homogeen is?
Wat is er nieuw in SOMERS 2.0 ten aanzien van SOMERS 1.0?
Heeft het gewas wat geteeld wordt ook invloed op de grondwaterstand?
Waarom is lachgas uit veenmineralisatie niet meegenomen in SOMERS?
Werkt SOMERS 2.0 ook bij peilen boven maaiveld (dus inundatie)?
Ik heb een andere vraag over SOMERS 2.0. Waar kan ik die stellen?
Waarvoor kunnen de rekenregels gebruikt worden?
Hoe is rekening gehouden met de seizoenale verschillen in emissie, gegeven de verschillen in winter- en zomerpeilen in veel veenweidegebieden?
De percelen in de shapefile zijn niet altijd hydrologisch correct ingetekend. Wordt dit in de toekomst verbeterd?
Is het mogelijk om naast de erkende maatregelen actieve en passieve waterinfiltratiesysteem, bijvoorbeeld ook verandering van zomerdrooglegging (bijvoorbeeld door slootpeilverhoging) als maatregel in te voeren, en dus ook als maatregel zien?
Ik heb een andere vraag over de rekenregels. Waar kan ik die stellen?
Waarvoor kunnen de rekenregels gebruikt worden?
Hoe is rekening gehouden met de seizoenale verschillen in emissie, gegeven de verschillen in winter- en zomerpeilen in veel veenweidegebieden?
Het dashboard is niet zichtbaar op de website. Wat moet ik doen?
Ik heb een andere vraag over het dashboard? Waar kan ik die stellen?
Wanneer is de regeling Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden opengesteld?
Waar kan ik de subsidieregeling vinden?
Is het gebruik van het dashboard verplicht of mag je ook gebruik maken van SOMERS 2.0 rekenregels met eigen (actuele) gegevens over de percelen?
Geldt de regeling ook voor natuurgebieden waar boeren grond pachten?
Ik heb een andere vraag over de subsidieregeling. Waar kan ik die stellen?
> Bekijk ook de STOWA-Deltafact Onderwaterdrainage, de STOWA-Deltafact Natte teelten en de factsheets Onderwaterdrainage en Natte teelten van het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling (NKB).
Welke waterbeheermaatregelen kunnen effect hebben op de broeikasgasuitstoot van veenweidegebieden en wat is dit effect?
Binnen het NOBV is uitgebreid onderzoek gedaan naar passieve waterinfiltratiesystemen (PWIS) en actieve waterinfiltratiesystemen (AWIS). Over het algemeen kunnen we zeggen dat maatregelen die de grondwaterstand verhogen leiden tot minder CO2-uitstoot. De verhoging van de grondwaterstand in de zomer is daarbij belangrijker dan een verlaging in de winter omdat in de zomer meer micro-organismen actief zijn door hogere temperaturen en er dus meer veenafbraak plaatsvindt. De uitstoot van methaan (CH4) is hoger bij hele ondiepe grondwaterstanden of als het land opzettelijk onder water wordt gezet. De uitstoot van lachgas (N2O) (lachgas) hangt sterk af van de toegepaste bemesting en de timing daarvan. Ook kan de lachgasuitstoot pieken bij snelle opdroging of vernatting van de ondiepe bodem. Denk bijvoorbeeld aan wanneer het weer gaat regenen na een droge periode en er veel stikstof uit mest aanwezig is. Zie voor meer informatie op de effecten van waterbeheermaatregelen de Kernvragen Waterinfiltratiesystemen.
Wat zijn de effecten van maatregelen op beheer en onderhoud van het watersysteem?
Hoe groot is de extra watervraag bij vernattingsmaatregelen?
Waar halen we het extra water voor vernatting vandaan?
Maakt het uit in welk seizoen Klei in veen wordt uitgevoerd?
Wanneer de maatregel wordt uitgevoerd zal voor het lange termijn effect niet veel uitmaken, behalve dan misschien als het gaat om de snelheid van het effect. Omdat de kleideeltjes ingespoeld moeten worden is het gunstig als er een periode van regen volgt op het uitstrooien (of sproeien) van kleideeltjes, maar om geen schade te rijden aan het land is het niet handig om het te doen als het land nat is, dus van de herfst tot in het vroege voorjaar, maar dat hangt ook af van het weer. Met een droog voorjaar kan het eerder en bij stevige grond door vorst kan het ook. De beste manier van toedienen van kleideeltjes wordt nog onderzocht binnen VIPNL. Van profielkeren weten we nog niet wat de beste manier van uitvoeren is en hoe effectief is. Die maatregel wordt binnen VIPNL verder onderzocht. Binnen NOBV gaan we daar nog niet aan meten, omdat er de eerste jaren nog geen sprake is van een stabiele situatie.
Wat zijn de gevolgen van maatregelen voor biodiversiteit, bodemkwaliteit en waterkwaliteit?
Wat betekenen maatregelen voor bedrijfsvoering en voor governance?
Wat zijn de kosten en baten van maatregelen op bedrijfsniveau en op maatschappelijk niveau?
> Bekijk ook de Kernvragen Waterinfiltratiesystemen en de STOWA-Deltafact Onderwaterdrainage.
Hoe zit het met de watervraag van onderwaterdrainage, is de waterbeschikbaarheid geen probleem?
Hoeveel wegsijping, en dus suppletie is er nodig bij drukdrainage?
Wat is de verklaring van de eerder gevonden hoge emissies en beperkte effectiviteit van waterinfiltratie in Friesland?
Er zijn verschillen tussen gebieden die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van maatregelen, en er zijn verschillen in de manier waarop een maatregel wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld het slootpeil is van grote invloed op de effectiviteit van onderwaterdrainage als maatregel. De eerder gevonden hoge emissies en beperkte effectiviteit van waterinfiltratie in Friesland zijn gemeten in een door de Radboud Universiteit uitgevoerd onderzoek in de Friese veenweiden over de periode 2017-2019. De bevindingen zijn genuanceerder dan de berichtgeving destijds aangaf. Onderwaterdrainage met hogere slootpeilen dan de in Friesland toegepaste de 60 cm beneden maaiveld zou, zoals in het onderzoek wordt benoemd, wellicht effectief kunnen zijn. Naast het slootpeil zouden andere variabelen een rol kunnen spelen bij het oxidatieproces en bij (het gebrek aan) effectiviteit, zoals bijvoorbeeld de toegepaste drainafstand en een andere samenstelling van het veen.
Over het algemeen blijkt uit het onderzoek door het NOBV dat onderwaterdrainage, mits goed aangelegd en bij een voldoende hoog slootpeil, effectief is in het tegengaan van CO2-uitstoot door veenafbraak, ook in Friesland. De verklaring voor de verschillen tussen Friesland in eerder onderzoek en West Nederland worden verder onderzocht.
Wat is het effect van de drainafstand op broeikasgasemissies?
De drainafstand heeft invloed op het effect van de waterinfiltratie op de grondwaterstand en daarmee op de CO2-emissie. Door de weerstand in het veen is het effect van infiltratie op de grondwaterstand groter direct naast de drains dan midden tussen de drains. In droge periodes leidt dit tot een holle grondwaterspiegel. De drainafstand moet daarom klein genoeg zijn om ook midden tussen de drains de grondwaterstand te verhogen. De KIWA-richtlijn voor waterinfiltratiesystemen adviseert een drainafstand van 4 m, tot maximaal 6m als de doorlatendheid van het veen hoog is.
Naast de drainafstand hebben onder andere het slootwaterpeil of putpeil (bij actieve WIS) en lokale eigenschappen zoals de kwel/wegzijgingssituatie en de doorlatendheid van het veen invloed op de effectiviteit.
Wat is beter: sturen op een zo constant mogelijke grondwaterstand of laten fluctueren?
Vooralsnog lijkt het gunstiger om een zoveel mogelijk constante grondwaterstand te hanteren. Het veen dat zich meestal onder de grondwaterstand bevindt blijkt net zo gevoelig voor afbraak wanneer er zuurstof bij komt, als veen dat vaker met zuurstof in aanraking is geweest. Bij een tijdelijke zuurstofindringing is dit veen dan ook meteen kwetsbaar voor afbraak. Daarnaast kunnen fluctuerend zuurstofarme en zuurstofrijke condities omstandigheden creëren die extra gunstig zijn voor de microben die het veen afbreken door de accumulatie van bepaalde afbraakproducten.
> Bekijk ook de STOWA-Deltafact Natte teelten
Wordt er ook gekeken naar de waterkwaliteit bij natte teelten?
Wat is het effect van tijdelijke watertekorten op de persistentie van natte teelten?
> Bekijk ook de Kernvragen Bodemmaatregelen.
Welke bodemmaatregelen zijn mogelijk in veenweidegebieden?
Naast maatregelen die ingrijpen op de waterhuishouding (hydrologie) zijn er ook maatregelen die ingrijpen op de bodem in de veenweidegebieden om de veenafbraak te remmen. We noemen deze hier gezamenlijk ‘bodemmaatregelen’. Bodemmaatregelen kunnen op veel verschillende manieren worden toegepast en kunnen verschillende aspecten van veenafbraak beïnvloeden. Er zijn drie hoofdtypen bodemmaatregelen:
Er zijn er nog veel onzekerheden rond deze maatregelen. Het onderzoek naar de effecten van klei-in-veen in het veld is in 2024 binnen het NOBV gestart. In de tweede fase van het NOBV zal het onderzoek naar bodemmaatregelen worden voortgezet en uitgebreid. Zie voor meer informatie over bodemmaatregelen de Kernvragen Bodemmaatregelen.
Wat is het effect van klei in veen op de uitstoot van broeikasgassen?
Bij klei in veen wordt de structuur van de bodem aangepast door het toevoegen van kleideeltjes aan de bodem, waardoor de veenafbraak kan worden verminderd. We onderzoeken nog welke mechanismen hierbij een rol spelen. Op dit moment is alleen onder laboratoriumcondities vastgesteld dat bepaalde kleisoorten de afbraak van veen en broeikasgasuitstoot kunnen verminderen, maar in een enkel geval ook laten toenemen. Deze effecten zijn nog niet vastgesteld in het veld, maar er worden sinds 2024 metingen gedaan. Pas na enkele jaren zullen er voldoende resultaten zijn om vast te stellen of dit ook in de praktijk werkt, hoe lang het werkt en voor welke klei-veencombinaties. Zie voor meer informatie over bodemmaatregelen de Kernvragen Bodemmaatregelen.
Maakt het uit in welk seizoen Klei in veen wordt uitgevoerd?
Wanneer de maatregel wordt uitgevoerd zal voor het lange termijn effect niet veel uitmaken, behalve dan misschien als het gaat om de snelheid van het effect. Omdat de kleideeltjes ingespoeld moeten worden is het gunstig als er een periode van regen volgt op het uitstrooien (of sproeien) van kleideeltjes, maar om geen schade te rijden aan het land is het niet handig om het te doen als het land nat is, dus van de herfst tot in het vroege voorjaar, maar dat hangt ook af van het weer. Met een droog voorjaar kan het eerder en bij stevige grond door vorst kan het ook. De beste manier van toedienen van kleideeltjes wordt nog onderzocht binnen VIPNL. Van profielkeren weten we nog niet wat de beste manier van uitvoeren is en hoe effectief is. Die maatregel wordt binnen VIPNL verder onderzocht. Binnen NOBV gaan we daar nog niet aan meten, omdat er de eerste jaren nog geen sprake is van een stabiele situatie.
Zie voor meer informatie over bodemmaatregelen de Kernvragen Bodemmaatregelen.
Kan het beïnvloeden van de samenstelling van veenweidegrond, door de structuur en/of bodemgesteldheid aan te passen, van gunstige invloed zijn om emissie van ongewenste gassen te reduceren? Bijv. het door toevoegen van natuurlijke mineralen zoals kleimineralen en/of vulkanisch as in weidegebied.
> Bekijk ook de Kernvragen Bodemdaling en de STOWA-Deltafact Bodemdaling.
Hoe draagt veenafbraak bij aan langjarige bodemdaling?
De bijdrage van veenafbraak aan langjarige bodemdaling hangt van verschillende factoren af. De verschillen in grondwaterstand spelen een belangrijke rol, net zoals de bodemopbouw en bodemeigenschappen en het weer. Een lagere grondwaterstand leidt bijvoorbeeld tot meer zuurstof in de bodem en dus tot meer bodemdaling door veenafbraak. Deze factoren zijn afhankelijk van plaats en tijd en veenafbraak is dat dus ook. Daarbij komt dat dezelfde factoren de snelheid van andere bodemdalingsprocessen bepalen. Om al deze redenen kunnen we geen precieze getallen geven voor de bijdrage van veenafbraak aan bodemdaling. Deze bijdrage kan wel op verschillende manieren ingeschat worden. Eerste schattingen van het aandeel van veenafbraak aan totale bodemdaling in het Nederlandse veenweidegebied liggen, op basis van onze meetresultaten, tussen de 60 en 70%. Eerder onderzoek geeft een schatting van tussen de 50 en 80%. De verschillen in dit percentage worden veroorzaakt door de factoren die hierboven genoemd zijn. Het overige deel van de totale bodemdaling komt door het samendrukken van de bodem (vooral door kruip) en onomkeerbare krimp. Zie voor meer informatie de Kernvragen Bodemdaling.
Hoe is het te verklaren dat zowel het grondwater als de verzadigde zone verantwoordelijk lijkt te zijn voor het ademen van de bodem?
Wat betekenen de bevindingen van het NOBV voor gebiedsprocessen?