Powered by
Maatregelen
Om te komen tot maatregelen die CO2-uitstoot in het
veenweidegebied effectief verminderen, moet eerst bepaald
worden wat verschillende maatregelen precies bijdragen aan
die vermindering. Daarom wordt er gemeten aan
verschillende maatregelen.
Passieve waterinfiltratie (onderwaterdrainage)
Bij passieve waterinfiltratie (onderwaterdrainage) worden er horizontale evenwijdige geperforeerde buizen (drainagebuizen) in de bodem aangebracht, die onder slootpeil in de sloot uitkomen. De buizen zijn bedoeld voor infiltratie in droge periodes. Het grootste voordeel is dat in droge (en warmere) periodes de grondwaterstand minder ver uitzakt. In natte periodes werken de buizen drainerend. Het vernatten van de bodem vermindert veenafbraak en oxidatie, waardoor CO2-emissie vermindert en bodemdaling wordt geremd. Er worden metingen aan onderwaterdrainage gedaan in Zegveld, Rouveen, Vlist en Aldeboarn.
Bekijk voor meer informatie over onderwaterdrainage de animatie over passieve waterinfiltratie, de Deltafact Onderwaterdrainage van STOWA of de factsheet Waterinfiltratiesystemen van het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling (NKB).
Verder lezen:
> Factsheets Zegveld, Lange Weide, Aldeboarn, Rouveen, Vlist, Deltafact Onderwaterdrainage, factsheet Waterinfiltratiesystemen
Actieve waterinfiltratie (drukdrainage)
Bij actieve waterinfiltratie (drukdrainage) worden net als bij onderwaterdrainage horizontale geperforeerde buizen (drainagebuizen) in de bodem aangebracht. Het verschil met passieve waterinfiltratie is dat deze buizen aangesloten zijn op een waterreservoir. Het water in het waterreservoir kan met een pomp hoger worden gezet dan de sloot. Met deze extra druk kan effectiever worden vernat en is de grondwaterstand actief te sturen. Door op deze manier verdroging tegen te gaan kan bodemdaling geremd worden. Er worden metingen aan drukdrainage gedaan in Zegveld en Assendelft.
Bekijk voor meer informatie over drukdrainage de animatie over actieve waterinfiltratie of lees de factsheet Waterinfiltratiesystemen van het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling (NKB).
Verder lezen:
> Factsheet Assendelft, Deltafact Onderwaterdrainage, factsheet Waterinfiltratiesystemen
Slootpeil
Als alternatief voor sturen via een pompput bij drukdrainage kan ook via het slootpeil worden gestuurd. In droge periodes wordt het slootpeil dan wat hoger gezet. De mate van sturing is wel beperkter dan bij drukdrainage. In Driebruggen meet het NOBV aan via het slootpeil gestuurde infiltratie.
In Zegveld wordt ook gemeten aan het verschil tussen hoog- en laag slootpeil zonder infiltratiesysteem.
Bekijk voor meer informatie de animatie over slootpeil en de animatie over de combinatie van onderwaterdrainage met slootpeilverhoging.
Verder lezen:
> Factsheet Lange Weide, Deltafact Onderwaterdrainage
Geregeld hoge grondwaterstanden
Op de Hoogwaterboerderij bij KTC Zegveld meet het NOBV aan extra hoge grondwaterstanden. Via drukdrainage wordt actief gestuurd op een grondwaterstand van ongeveer 20 cm onder het maaiveld. Ook de sloten worden op dit peil gehouden. De veronderstelling is dat bij deze grondwaterstand CO2-emissies sterk worden beperkt, zonder dat methaanemissies te hoog worden.
Verder lezen:
> Factsheet Hoogwaterboerderij, Deltafact Onderwaterdrainage
Ongeregeld hoge grondwaterstanden
Ook gaat er gemeten worden op twee locaties waar al langere tijd sprake is van natte omstandigheden door een hoog slootpeil (al dan niet in combinatie met een dicht slotenpatroon), maar waar de grondwaterstand niet gestuurd wordt met een waterinfiltratiesysteem. De grondwaterstand kan daar dus in droge periodes nog wel uitzakken. Er zal gekozen worden voor een locatie waar binnen de beperkingen van de hoge peilen nog een zo maximaal mogelijke productie plaatsvindt, en een locatie met een extensief gebruik in combinatie met een natuurdoelstelling.
Verder lezen:
> Factsheet Demmerik, Deltafact Onderwaterdrainage
Bekijk ook de animatie over grondwaterstand.
Lisdoddeteelt
Lisdodde groeit in water. Doordoor zal geen of weinig zuurstof in de bodem dringen en worden CO2-emissie en bodemdaling sterk geremd of gestopt. Wel kunnen er methaan- en lachgasemissies ontstaan. Er worden binnen het NOBV metingen aan lisdoddeteelt gedaan in Zegveld en Ankeveen.
Meer informatie over natte teelten is te vinden in de Deltafact Natte teelten (STOWA, 2023).
Verder lezen:
> Factsheets Ankeveen, Zegveld, Deltafact Natte teelten
Overige teelten
Sinds 2022 meet het NOBV verkennend aan veenmos, cranberry en miscanthus. Veenmos, met water tot op maaiveld, zou mogelijk kunnen netto CO2 vastleggen. Cranberry is een voedselgewas, dat bij een beperkte drooglegging, onder zure omstandigheden, en vrijwel zonder bemesting kan groeien. Miscanthus, ook bekend als olifantsgras, is net als lisdodde een vezelgewas, met een beperkte drooglegging en zonder veel bemesting. De hoop is dat bij de teelt van deze gewassen zowel weinig methaan als weinig CO2 vrijkomt. Wanneer de verkennende metingen positief uitvallen, is het de bedoeling deze maatregelen intensiever te gaan meten.
> Bekijk ook de Deltafact Natte teelten.
Natte natuur
Sinds dit jaar zijn twee natuurlocaties in Groningen, Onlanden en polder Camphuys, onderdeel van het NOBV. Op deze referentielocaties wordt de verwachte emissie bij dit landschap in kaart gebracht en wordt de opslag van koolstof onderzocht. In Onlanden en polder Camphuys werden al langer broeikasgassen gemeten door Wageningen University & Research. Daarover is eind 2022 een rapport verschenen. De metingen aan deze jonge veenmoerassen worden de komende jaren voortgezet binnen het NOBV.
> Lees hier meer over de metingen aan moerasnatuur.
Meer weten over natte teelten? Bekijk de animatie.
Klei in veen
De aanwezigheid van klei in de veenbodem kan de afbraak van organische stof verminderen. Dat komt door de vorming van een klei-humuscomplex, dat minder gevoelig is voor veenafbraak.
Het toevoegen van klei aan een veenbodem, ook wel veenverrijking met klei genoemd, is een nieuwe maatregel om de bodemdaling af te remmen en de emissie van CO2 te beperken. Het gaat daarbij niet niet om het aanbrengen van een kleidek op het veen, maar om relatief kleine hoeveelheden klei die in de bodem wordt gebracht, bijvoorbeeld door inspoelen. Door één of meerdere keren kleine hoeveelheden klei in te spoelen in de bodem worden broeikasgasemissies en bodemdaling mogelijk geremd, zonder dat er veranderingen nodig zijn in landgebruik. Labproeven met monsters van veen met toevoeging van verschillende soorten klei laten een reductie van emissies zien. Ook bij samples uit het veld, waar kleideeltjes zijn ingespoeld, is er een geleidelijk toenemend effect gemeten. Het NOBV doet metingen aan klei in veen om te zien welke reductie er in de praktijk kan worden gehaald. Naast grote meetsites voor praktijktoepassing in Zegveld en Delfstrahuizen wordt er op deze locaties ook zogenaamde kleipaletten aangelegd. Met deze kleipaletten zullen verschillende soorten klei worden getest op hun effectiviteit in het tegengaan van broeikasgasemissies.
Verder lezen:
> Factsheet Delfstrahuizen
> Nieuwsbericht Hoe staat het met klei in veen?
Ten slotte zal er op een aantal referentielocaties gemeten gaan worden. Deze dienen ter vergelijking met emissies uit grasland (autonoom en met maatregelen), zoals die op de andere locaties worden gemeten. Op deze referentielocaties gaan emissies uit bestaande natuur, uit recent aangelegde natuur en uit moerige grond gemeten worden. Dat vergroot het begrip van bodemprocessen bij afbraak. En het laat zien wat de emissies uit het veenweidepercelen zijn in vergelijking met andere gebieden. Een referentielocatie is dus niet hetzelfde als een referentieplot. Bij de meeste van de hiervoor genoemde locaties met maatregelen zijn er twee meetplots. Een plot waar de maatregel is getroffen en waar gemeten wordt, en een plot daar direct bij, waar de maatregel niet getroffen is. Zo wordt onder dezelfde omstandigheden wordt gemeten en zijn de maatregelen goed te onderzoeken op hun werking.