Hoe staat het met klei in veen?
Het NOBV zal in Delfstrahuizen en in Zegveld metingen gaan doen aan CO2-emissies bij klei in veen. De start van de metingen was eerder gepland, maar het bleek nog lastig om locaties te vinden met geschikte klei-veencombinaties. Dat laat gelijk zien hoe pril de maatregel nog is. We werken hierin samen met het Veenweiden Innovatie Programma Nederland (VIPNL) zodat de maatregel zowel in de diepte als in de breedte wordt onderzocht. Voorbeelden hiervan zijn het monitoren van agronomische effecten en onderzoek naar de beste methodes van kleitoediening. Het gaat daarbij niet om het aanbrengen van een kleidek op het veen, maar om relatief kleine hoeveelheden klei (1-2 cm) die in de bodem worden gebracht, bijvoorbeeld door uitstrooien en natuurlijke inspoeling met neerslag of sproeien van een emulsie.
Tot nu toe zijn de effecten van de maatregel gedurende enkele jaren door onderzoekers van het Louis Bolk Instituut, Biont Research en de Universiteit Utrecht onderzocht in het lab met enkele soorten klei. In het veld zijn experimenten gedaan om te kijken of de kleideeltjes daadwerkelijk in de bodem te kunnen dringen. Dat bleek zo te zijn en ook was er in het lab een reductie van CO2-emissies te zien bij sommige klei-veencombinaties, al was er in één geval ook een toename te zien. Al met al wel reden genoeg om de maatregel verder in onderzoek te nemen. We weten echter nog heel veel niet. We weten bijvoorbeeld niet wat de werkingsmechanismen zijn die de reductie van veenafbraak door toevoeging van klei verklaren. Daarom weten we bijvoorbeeld ook niet welke combinaties van klei en veen het meest effectief zijn, of het om een tijdelijk effect gaat en of de maatregel te combineren is met andere maatregelen of niet. Er zijn wel een aantal hypotheses. Welke van deze werkingsmechanismen het belangrijkst zijn wordt onderzocht in het lopende onderzoek.
Een eerste mogelijk werkingsmechanisme is dat de klei een complex vormt met het organisch materiaal in het veen. Hierdoor is dit organisch materiaal niet beschikbaar voor afbraak. Een tweede mogelijkheid is dat de toevoeging van klei de poriën verstopt, waardoor deze beter water vasthouden en zuurstofindringing in de veenbodem wordt beperkt. Een derde hypothese is dat de toevoeging van klei invloed heeft op de microbiële populatie. Het is belangrijk om het dominante werkingsmechanisme te kennen zodat we ook kunnen inschatten in hoeverre de maatregel een tijdelijk of langdurig effect heeft op emissies en zodat we kunnen voorspellen welke kleitypes geschikt zijn. Er kunnen overigens nog meer werkingsmechanismen zijn en het kan ook om een combinatie van mechanismen gaan, waarvan het effect kan verschillen door verschillen in het type veen en het type klei, maar ook door andere locatieomstandigheden.
Het NOBV gaat met de inrichting van de twee nieuwe locaties nu dus ook in het veld meten aan klei in veen op percelen om te zien welke reductie er in de praktijk kan worden gehaald. Naast een grote meetsite voor praktijktoepassing wordt er ook een zogenaamd kleipalet aangelegd. Met dit kleipalet zullen verschillende soorten klei worden getest op werkzaamheid. Samen met het labonderzoek hoopt het consortium zo te achterhalen wat het werkingsmechanisme is, en welke kleitypen het meest geschikt zijn om te gebruiken. De maatregel heeft dus potentie, maar er zijn nog heel veel vragen en de maatregel is zeker nog niet bewezen effectief in het veld. Het is dus zeker te vroeg om de maatregel al in de praktijk uit te rollen. Bekijk hier het webinar over de maatregel klei in veen dat VIPNL en het NOBV begin dit jaar organiseerden.